Gebruik van jargon kan je autoriteit onderstrepen. Immers, je spreekt de taal van je doelgroep, je lezers. Maar als je vaktermen gebruikt die zij niet kennen, sla je de plank mis. Ken je lezer luidt het devies. Gebruik je begrippen die niet algemeen bekend zijn, leg dan uit wat je bedoelt.
Jarenlang heb ik met de NOMAS en andere jachten gezeild en ik weet dat zeilers niet graag praten over hun boot. Liever duiden ze hun dierbare bezit aan met ‘schip’. Wat is het verschil? Ik gebruik dit voorbeeld, omdat ik daar als watersporter destijds talrijke gedachtewisselingen over heb gehad.
Zeeschip, koopvaardijschip of vrachtschip
Bij de redactie van een zeilblad waar ik ooit als hoofdredacteur werkte, moesten ze niets hebben van die term zeilschip. Als je het over een schip hebt, bedoel je een zeeschip, een koopvaardijschip of een vrachtschip, zo luidde de opvatting. In ieder geval moest het volgens mijn collega’s om een groot vaartuig gaan en niet over een zeilboot van een meter of negen. Voor de trotse eigenaar zal dat best groot zijn, op de oceaan is het maar een klein ding.
Ik moest aan de discussies tijdens die redactievergaderingen denken toen een oude binnenschipper tegen me zei: “Dit is mijn schip. Mijn boot hangt er achter”. De man was een beetje knorrig, omdat een voorbijganger zijn keurig onderhouden schip van bijna honderd meter een boot had genoemd.
Jargon is niet eenvoudig
Toegegeven, eenvoudig is het jargon niet. Zo trekt een sleepboot een sleepschip. Langs de kust van Noorwegen vaart een postboot en we hebben het over een duwboot. Die duwt geen duwschip, maar een duwbak.
Dan zijn er nog de reddingboten. In het verleden, toen de redders roeiend naar een in nood verkerend schip voeren, was die term misschien gerechtvaardigd. Kijk je nu naar het moderne materieel van de KNRM, de reddingmaatschappij, dan zou je eigenlijk over een reddingsschip moet praten. Oh, en dan hebben we het nog niet over de taalkwestie van de ene ’s’ of de twee ’s-en’.
Geen veerschip, maar een veerboot
Nog een voorbeeld. Wie langs de passagiersterminal in Amsterdam wandelt, ziet daar de afgemeerde cruiseschepen liggen. Die varende hotels met soms enkele duizenden ‘koppen’ aan boord aanduiden als boot zou volstrekt belachelijk zijn.
Maar dan gaan we naar IJmuiden. Daar ligt bij de terminal de veerboot naar Newcastle in het noorden van het Verenigd Koninkrijk. Wat de afmetingen betreft, zou je van een schip kunnen spreken, maar wees eerlijk, ‘veerschip’ klinkt toch ook niet.
Boten of schepen. Eén ding hebben ze gemeen. Ze zijn bedoeld om te varen. Of toch niet allemaal? Ik voel een uitzondering aankomen.
Woonboten varen niet
Wat te doen met de woonboten? Weliswaar drijven ze, maar ze zijn niet bedoeld om te varen. Woonboten brengen hun leven toch vooral liggend door. Tenzij ze weer gesleept of geduwd worden. Laten we daar onze toevlucht maar nemen tot ‘woonark’.
Pas op, laten we die vooral niet verwarren met het woonschip dat in tegenstelling tot de ark wel bedoeld is om varen en wonen te combineren. Zelf heb ik een aantal jaren op een varend woonschip doorgebracht. Daarna ging ik op een zeiljacht wonen. Toen spraken we natuurlijk weer niet over woonschip, maar over onze zeilboot.
Opblaasboot of rubberboot
Toen wij met onze zeilboot lange tochten maakten, lag op het voordek een opgeblazen rubberboot. Onzin, hoor ik iemand al zeggen. Die boten worden al lang niet meer vervaardigd van rubber maar van een sterke kunststof. Opblaasboot zou daarom meer recht doen aan dit type.
Ook daar kun je een boom over opzetten, want wie blaast er nou zijn boot nog zelf op. Dat doen we met een pomp. Maar, zeg nou zelf, een oppompboot op het voordek van je zeilboot. Dat wil toch niemand.
Geef een reactie